De watersnip Erasmus, Rembrandt, Vondel, allemaal figureerden ze op onze bankbiljetten. In die traditie verscheen in 1977 een juweel van een nieuw ‘honderdje’ met wederom een Nederlandse held: de watersnip. Een ode van graficus Ootje Oxenaar aan een wel heel bijzondere weidevogel. Tekst Paula Huigen/Vogelbescherming Nederland Fotografie AGAMI Photo Agency et is moeilijk, maar niet onmogelijk: een voorjaarsontmoeting met de watersnip. Daarvoor moeten we wel naar de juiste gebieden. En laarzen aan, want deze vogel houdt van dras. Natuurlijk vergeten we de kijker niet. En tot slot houden we ogen en oren goed open. Een grote kans maken we in veenweidegebieden. De beste – voor de snip althans – liggen in Friesland, Noordwest-Overijssel en Noord-Holland. Maar ook langs de Drentse beekdalen voelt deze steltloper zich nog volop thuis. Daarmee hebben we de belangrijkste kerngebieden van de watersnip wel te pakken. Verder broeden ze hier en daar langs de rivieren en in natte heide- en hoogveengebieden. De watersnip is een tamelijk gedrongen steltloper met een lijfje dat maar nauwelijks groter is dan een spreeuw. De relatief lange snavel, 6 à 7 cm, maakt hem voor het oog wat groter. De kleuren en patronen van het verenkleed verraden meteen z’n eerste troef: hij weet zich uitstekend te camoufleren. Deze uitdossing is een feest van allerlei tinten bruin en oker. Witte en zwarte streepjes, vlekken en banden wisselen elkaar geraffineerd af. Opvallend is de helderwitte buik. Aparte vermelding verdient de staart. De meestal veertien kaneelrode staartpennen zijn afgewerkt met zwarte banden en witte toppen. Bij het spreiden en omhoog steken van de staart vormen de zwarte vlekken op de middelste staartveren een donker oog. H Gevoelige snavel Watersnippen kunnen we het hele jaar bewonderen. Maar het zijn niet altijd dezelfde, en de aantallen wisselen sterk. Het meest zeldzaam zijn onze broedvogels. Rond 1960 waren er nog zo’n 10.000 broedparen. Sindsdien nam de populatie met meer dan 85% af. Zo’n 1.200 tot 1.500 paartjes herbergt ons land nog. De moderne weidegronden hebben de snip als uiterst kritische weidevogel niet veel meer te bieden. De ‘verbeterde’ waterbeheersing zorgt voor snellere afwatering van overtollige neerslag en ontwatering van de bodem. Dat maakt het voor deze waterminnende vogel met zijn gevoelige snavel al erg moeilijk. Tel daarbij op de intensieve veehouderij met zware bemesting, maaitijden in hartje lente en een hoge veebezetting. Rustig broeden en veilig de jongen grootbrengen is er onder die omstandigheden niet bij. De snip moet het anno 2011 vooral hebben van natuurreservaten en boerenbedrijven die volop rekening houden met de wensen van weidevogels. De broedvogels verlaten ons vanaf augustus en overwinteren in een langgerekte kuststrook, van Engeland tot in Marokko. Maar geen nood! Vanuit Centraal- en NoordEuropa trekken dan weer massaal andere watersnippen naar ons land. Van augustus tot in oktober maken veel van deze bezoekers bij ons de rui door. Ze pleisteren in waterrijke gebieden, variërend van moerassen tot allerlei plasjes en vlietlanden. Ze kunnen overal in het open gebied van Laag Nederland wel ergens opduiken, in groepjes van enkele tientallen tot heel soms wel duizend. Bekende ‘snipplaatsen’ zijn onder meer plassen op de Waddeneilanden, de Dollard, de Oostvaardersplassen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het overgrote deel trekt na een kort of wat langer verblijf weer verder. Maar er zijn ook watersnippen die hier overwinteren. Snipverkouden De watersnip is van kop tot staart een wonder. De snavel is hét instrument om in zompige bodems of laag water te wroeten naar wat eetbaars. Dat zijn voornamelijk allerlei soorten insecten en hun larven, spinnetjes, slakjes 2011 JUNI 105 Pagina 20

Pagina 22

Scoor meer met een e-commerce shop in uw weekbladen. Velen gingen u voor en publiceerden uitgaven online.

Buitenleven 4/2011 Lees publicatie 14Home


You need flash player to view this online publication